Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En het beest dat ik zag, was een [7]pardel gelijk, en zijn voeten als eens beers [voeten], en zijn mond als de mond eens leeuws; en [8]de draak gaf hem zijn kracht, en zijn troon, en grote macht. 7. Of luipaard. De eerste drie monarchieen worden Dan.7:4, enz., bij deze drie wilde en verscheurende dieren vergeleken; welke drie tezamen hier dit beest alleen worden toegeeigend, omdat de eigenschappen van deze drie tezamen op dit beest passen; van welke eigenschappen, zie ook de verklaring Dan.7. 8. Welke kracht, en troon, en macht van den draak is, te zijn de overste dezer wereld, Joh.12:31; de god dezer wereld, 2 Kor.4:4, en de overste macht van de lucht, die krachtig werkt in de kinderen der ongehoorzaamheid, Ef.2:2; die ook zelf roemt dat hij deze koninkrijken kan geven wien hij wil, Luk.4:6; en Paulus getuigt dat de komst van den antichrist zal zijn naar de werking van den satan met alle kracht; 2 Thess.2:9.